Gerichte stimulering van nuttige insecten voor de landbouw

Over het project:

In ons project willen we specifiek die insecten ondersteunen die essentiële diensten leveren voor de landbouwproductie.

Waarom heeft de landbouw baat bij een gerichte ondersteuning van nuttige insecten??

Als grootste landgebruiker in Duitsland biedt de landbouw een habitat voor veel wilde soorten die aangepast zijn aan een open ecosysteem. Door de intensivering van de landbouw met steeds grootschaligere monoculturen en door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen staan met name deze soorten onder grote druk. Zo is bijvoorbeeld de insectenbiomassa in de afgelopen decenia met meer dan 75% afgenomen. Insecten hebben belangrijke functies in het agroecosysteem. Zo zijn veel planten afhankelijk van bestuiving door insecten, maar ruimen insecten ook onze omgeving op en dienen zij als voedsel voor veel gewervelde dieren. Daarom is het enorm belangrijk om de dramatische achteruitgang van de insectenbiodiversiteit en biomassa een halt toe te roepen.

Het verlies van insectensoorten in het agrarische landschap is echter niet enkel een probleem voor de natuur, maar ook voor de landbouwproductie die afhankelijk is van insecten voor de bestuiving van gewassen en voor plaagregulatie door natuurlijke vijanden. Verlies van plaagbestrijding is met name funest, omdat landbouwers hierdoor verder afhankelijk worden van chemische bestrijdingsmiddelen die ook de natuurlijke bestrijders afdoden. Er ontstaat zodoende een negatieve spiraal. Bovendien bereiken bestrijdingsmiddelen ook naburige en zelf verder weg gelegen gebieden via wind en water, waardoor ook organismen hieraan blootgestelt worden die niet in het landbouwlandschap leven. Om de boven geschetste negatieve spiraal te doorbreken hebben we oplossingen nodig die de belangrijke factoren voor de achteruitgang van insecten aanpakken en tegelijkertijd aan de belangen van de landbouwproductie tegemoetkomen.

Het herhaaldelijk gebruik van insecticiden leidt tot een vermeerde afhankelijkheid ervan. Een negatieve spiraal.

Een manier om het gebruik en de afhankelijkheid van insecticiden op de lange termijn te verminderen, is het gerichte stimuleren van reeds aanwezige natuurlijk vijanden. Voor zowel conventionele als biologische landbouwbedrijven is het belangrijk dat er preventief voldoende natuurlijke vijanden aanwezig zijn, zodanig dat die binnenkomende plagen kunnen onderdrukken. Hierdoor kan de noodzaak van insecticidetoepassingen worden voorkomen. Om deze plaagregulerende insectenpopulaties te ondersteunen, zijn er meerjarige landschapselementen nodig die de natuurlijke vijanden essentiële hulpbronnen bieden, zoals voedsel, onderdak, broed- en overwinteringsplaatsen. Dit project heeft tot doel om specifieke samengestelde meerjarige bloemenranden in het agrarisch landschap te introduceren die gericht zijn samengesteld om de ontwikkeling van natuurlijke vijanden te ondersteunen.

Nuttige insecten zijn afhankelijk van specifieke planten die voor hen toegankelijk stuifmeel en nectar bieden. Van geschikte bloemenranden migreren ze naar aangrenzende akkers, waar ze plagen bestrijden. De mobiliteit is hierbij afhankelijk van de soort. Eerdere projecten hebben aangetoond dat specifiek geselecteerde bloemstroken het aantal natuurlijke vijanden met een factor 2 tot 6 kan verhogen, met duidelijke effecten tot op 50 m van de bloemenrand.

Wat zijn bloemranden voor biologische bestrijders (NüBS)?

Onze bloemranden (Nützlingsblühstreifen –NüBS-) zijn mengsels van meerjarige bloeiende kruiden, die specifiek geselecteerd zijn op basis van hun geschiktheid als voedselbron voor biologische bestrijders. De betreffende zaadmengsels kunnen bv. ingezaaid worden langs gewassen. De gebruikte plantenmengsels zijn zo geselecteerd dat de NüBS niet alleen de biodiversiteit in het algemeen bevorderen, maar vooral ook biologische bestrijders. Naast makkelijk bereikbaar nectar en pollenaanbod bieden de NüBS aan natuurlijke vijanden bescherming broedplaatsen en overwinteringsgelegenheid. Er wordt bij de samenstelling van het zaadmengsel bovendien rekening gehouden met de gewassen op de aanpalende percelen. Ondermeer door kruidachtigen te vermijden die eventueel relevante plagen of ziektes zouden kunnen bevorderen, of die als potentiële onkruiden bekend staan.

Het feit dat bijen stuifmeel en nectar nodig hebben om te overleven, leren we al op de lagere school. Het feit dat bijna alle biologische bestrijders ook afhankelijk zijn van nectar en stuifmeel is daarentegen maar weinig bekend.

Deze sluipwesp op de foto gebruikt zijn legboor om eieren in bladluizen te leggen. In de geparasiteerde bladluis ontwikkeld zich vervolgens een nieuwe wesp en de luis wordt afgedood. Zo dragen sluipwespen bij aan de natuurlijke bestrijding van bladluisplagen. Andere sluipwespensoorten leggen hun eitjes in eieren, rupsen of poppen van bv plaagvlinders of kevers en voorkomen zo dat deze schade aanrichten.
De volwassen vrouwelijke zweefvlieg moet voldoende stuifmeel eten om eieren te kunnen produceren.

Een voorbeeld hiervan is de zweefvlieg. Terwijl hun larven zich puur roofzuchtig voeden met bladluizen en hele kolonies bladluizen kunnen opruimen, voeden de volwassen zweefvliegen zich uitsluitend met nectar en stuifmeel (pollen). De nectar is de brandstof voor het vliegen en de eiwitrijke pollen is essentieel voor de eirijping. Dit betekent dat zonder bloembezoek de zweefvliegen geen eieren in de bladluiskolonies op het naburige veld zullen leggen.

De meeste bijen en vlinders hebben lange tongen waarmee ze tot diep in de bloemen nectar kunnen zuigen. De meeste biologische bestrijders, daarentegen,  hebben kortere mondwerktuigen en zijn zodoende afhankelijk van bloemen waar de nectar open en bloot ligt. In onze NüBS zorgen wij ervoor dat er voldoende van dit type bloemlen aanwezig is, zodanig dat de natuurlijke plaagbestrijders voldoende energie kunnen „tanken“. Van uit de bloemenrand kunnen ze dan vervolgens naar het aanpalende veld vliegen en daar de boer helpen de plagen onder de duim te houden. De natuurlijke bestrijding van schadelijke insecten door het bevorderen van nuttige organismen kan zodoende een effectief alternatief zijn voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Van elkaar leren: Een blik op onze Europese buren

Uit onderzoek in Nederland, Engeland en Zwitserland blijkt dat bloeistroken specifiek ontworpen voor biologische bestrijders inderdaad effectief zijn om plagen te onderdrukken. Hierdoor hoeft de boer minder of geen gebruik te maken van bestrijdingsmiddelen, wat op zijn beurt weer de biodiversiteit en de ecosysteemdiensten bevordert.

We weten uit eerdere buitenlandse praktijkprojecten dat dergelijke specifiek toegesneden bloeistroken succesvol kunnen zijn in de landbouwpraktijk. In Nederland bijvoorbeeld, waar de aanpak al 18 jaar wordt toegepast, is het gebruik van insecticiden in de conventionele tarwe- en aardappelteelt hierdoor met meer dan 90 procent verminderd. Dat wil zeggen, het is mogelijk om de afhankelijkheid van bestrijdingsmiddelen te doorbreken en in een positieve spiraal te veranderen. De NüBS zijn daarmee een belangrijke stap in het duurzaam promoten van de ecosysteemdiensten van insecten, maar bieden ook een alternatief bij het wegvallen van gewasbeschermingsmiddelen door resistentie- en toelatingseisen.

De gerichte promotie van nuttige organismen blijkt zelf aanzienlijke positieve effecten te kunnen hebben op de opbrengsten door bestuiving en biologische bescherming  van de aangrenzende gewassen. Dit laat zien dat alternatieven voor chemische plaagbestrijding kosteneffectief kunnen zijn en productiviteit niet in de weg hoeven te staan. Dit project wil oplossingen aandragen die laten zien dat de belangen van natuurbehoud en landbouw hand in hand kunnen gaan.

Met behulp van meerjarige bloemstroken, met daarin special geselecteerde planten die waardevol zijn voor biologische bestrijders, kunnen populaties van deze nuttige organismen specifiek worden bevorderd. De geleverde natuurlijke plaagbestrijding vermindert de noodzaak insecticiden te gebruiken, en kan het gebruik hiervan vaak zelf overbodig maken.

Projectprofiel

Projectgebied:De Duitse deelstaten Nedersaksen, Saksen, Thüringen
Projectduur:Augustus 2020 – juli 2026
Totaal financieel volume:1.4 Mio. €
Coördinatie:Arbeitsgemeinschaft bäuerliche Landwirtschaft (AbL) Mitteldeutschland e.V
Projectpartner: Institut für Pflanzenschutz im Ackerbau und Grünland, Julius Kühn-Institut (JKI), Bundesforschungsinstitut für Kulturpflanzen
Projectondersteuning:Bundesamt für Naturschutz (BfN) mit Mitteln des Bundesministeriums für Umwelt, Naturschutz, nukleare Sicherheit und Verbraucherschutz (BMUV) sowie Niedersächsisches Ministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Verbraucherschutz (ML), Sächsisches Staatsministerium für Energie, Klimaschutz, Umwelt und Landwirtschaft (SMEKUL), Thüringer Ministerium für Umwelt, Energie und Naturschutz (TMUEN), Nordzucker AG und Biobest Group NV